Hoort bij een van de Harmonische coderingssystemen.

Vooral in gebruik in jazz, pop, lichte muziek:

  • Een hoofdletter geeft een majeurdrieklank aan.
  • Mineurdrieklanken worden aangeduid met - of m na de hoofdletter (Am of A-) soms ook met een kleine letter (a).
  • Arabische cijfers worden gebruikt voor toevoegingen/uitbreidingen en kruisen en mollen bij Arabische cijfers voor alteraties.
  • In principe staan Arabische cijfers voor absolute intervallen en niet voor laddereigen tonen. Dus C7, D7 en G7 zijn allemaal dominantseptiemakkoorden. De 7 is altijd een kleine septiem toegevoegd aan een drieklank.
  • Bouwen we septiemakkoorden op I, IV en V in C majeur, dan is I7 een groot septiemakkoord (Cmaj7) ,II7 een klein septiemakkoord(Dm7) en V7 een dominantseptiemakkoord (G7).
  • Daarnaast hanteren we bij akkoordsymbolen het fenomeen van de toegevoegde toon (added note) en de suspension (sus). F6 duidt op een grote drieklank met toegevoegde grote sext (f-a-c-d). En is dus NIET de eerste omkering van de drieklank F. F4 of F sus4 duidt op de samenklank f-bes-c. In de klassieke traditie werd een dergelijk akkoord vaak voortgezet naar f-a(s)-c, een 4-3 lijntje in relatie met de bastoon. De dissonante toon bes lost op naar de terts van de drieklank. In jazz (en de post-romantische muziek…) wordt dat niet langer als noodzakelijk gezien. De suspension wordt in die context niet beschouwd als een dissonant in de traditionele betekenis.

Zie ook deze link (Aebersold) [https://www.jazzbooks.com/mm5/download/FREE-nomenclature.pdf]