Oktoechos (acht) protus (eerste) = dorisch deuterus (tweede) = frygisch tritus (derde) = lydisch tetrardus (vierde) = mixolydisch Elk van deze kent een authentieke en een plagale variant: 4 x 2 =8.
Tegenwoordig worden de namen van de kerktoonsoorten gebruikt in de systematiek van Glareanus’ Dodekachordon (1547). Dat zijn er dus twaalf (Dodeka = 12)
De patronen van kerktoonsoorten spelen ook een rol in jazz theorie/harmonie/improvisatie; ze worden gebruikt als “mentale kapstok” bij improvisatie. In bijvoorbeeld majeur worden de 7 mogelijk rangschikkingen gekoppeld aan de labels van kerktoonsoorten. Hierbij duikt ook het fenomeen “lokrisch” op; het ladderpatroon dat loopt van 7-7. Door Glareanus werd dit patroon hyperaeolisch genoemd, maar hij nam deze uiteindelijk niet op in zijn systeem van 12 modi. De term lokrisch komt wel voor in oude geschriften, maar er is geen bewijs dat het zou gaan om een equivalent van hyperaeolisch van Glareanus.