Een term die vooral wordt gebruikt in relatie tot muziek uit de middeleeuwen en renaissance. Het gaat om een reeds bestaande melodie die aan de basis ligt van een nieuwe polyfone compositie. In de vroege meerstemmigheid worden de noten van de c.f. in lange noten gezet in de dragende stem, de tenor. Deze melodie kan ontleend zijn aan het gregoriaans of uit monofone wereldlijke muziek. Ook kan het één stem uit een bestaand (polyfoon) werk zijn, of een nieuw gecomponeerde melodie.
Het principe wordt uiteraard ook in latere eeuwen gebruikt; componisten die schrijven in zogenaamde neo-stijlen, grijpen vaak terug op oude principes en technieken en gieten die in een nieuw stilistisch jasje.
Een mooi voorbeeld is het Requiem van Maurice Duruflé (1902-1986), gebaseerd op gregoriaanse melodieën. In de introïtus wordt de volgende gregoriaanse melodie gebruikt als cantus firmus:
In het tweede deel (Kyrie) komt die cantus firmus ook in lange notenwaarden voor.