Het geheel van alle toonsoorten die in een compositie worden gebruikt, weergeven met hun onderlinge relaties.
De manier waarop tonale structuren worden ingevuld varieert door de geschiedenis en is een van de aanknopingspunten om muziek te dateren, en het compositiegenre of de stijl te bepalen.
Voorbeelden van tonale structuren of plannen die typisch zijn voor bepaalde compositiegenres:
- Suitedeel of Dualform: een gesloten structuur met daarbinnen een “heen-” en “terug-” bewegen tussen een hoofdtoonsoort en een verwante (doel)toonsoort, vaak de dominant (of de parallel vanuit mineur)
- Klassieke sonatevorm (type 3 van Hepokoski & Darcy): een gesloten structuur (begin- en eindtoonsoort komen overeen), twee tonale gebieden vertegenwoordigd door de hoofdtoonsoort en een verwante toonsoort, en daarnaast een sterk modulerend vormdeel (in de doorwerking).
- Als de klassieke sonatevorm in de romantiek verder evolueert ontstaan er tonale structuren die complexer zijn (bijvoorbeeld door het gebruik van meer dan twee tonale gebieden). Ook kunnen de relaties tussen toonsoortgebieden gekozen worden op basis van hun kleurwerking en/of verrassingseffecten. Schubert is bijvoorbeeld een componist die houdt van kleurrijke wendingen.
- In de latere romantiek (bijvoorbeeld Brahms) zien we ook nieuwe manieren om het sonate(vorm)-concept in te vullen; in het eerste deel van zijn 4e symfonie lijkt aanvankelijk de expositie te worden herhaald; maar dit blijkt een “vermomde start” van de doorwerking te zijn die in de hoofdtoonsoort E mineur begint.
- Meer complexe tonale structuren zijn te vinden in grootschalige werken, zoals opera’s en oratoria. Graham George presenteerde voor grootschalige werken (bijv. Bach oratoria en passies) zijn concept van interlocking tonalities, een netwerk van toonsoorten met twee dominante tonale hoofdstromen of stammen.
- Daarnaast zijn er voorbeelden in laatromantische (of postromantische) muziek waarbij de harmonie en tonaliteit worden gebruikt als onderdeel van een ontwikkelingsproces, ook wel “progressive tonality” genoemd. Voorbeelden zijn te vinden in de symfonieën van Gustav Mahler, Carl Nielsen en Jean Sibelius.
Zie ook Harmonische achtergrond.