Is een van de Harmonische coderingssystemen.

Voornamelijk in gebruik bij de “klassieke” harmonieleer en harmonische analyse van “klassieke” muziek: er wordt gewerkt met Romeinse cijfers en toevoegingen in Arabische cijfers). Het toekennen van een Romeins cijfer betekent een koppeling aan een toonsoort en geeft de drieklank op de betreffende trap van die toonsoort weer. Het akkoord waarnaar het trapcijfer verwijst bestaat in principe uit laddereigen tonen.  Bij trappenbecijfering  spelen de begrippen akkoord en akkoordomkering, en grondtoon en bastoon een bepalende rol.  Toevoegingen met Arabische cijfers duiden op toevoegingen aan de drieklank (bijvoorbeeld een 7 of 9), of op de omkering van een trap (6 voor sextakkoord). Hierbij gaat het, in tegenstelling tot akkoordsymbolen om de laddereigen 7 of 9 van die betreffende trap. Dus: in C groot bestaat IV7 uit de tonen f-a-c-e, een groot septiemakkoord. IV7 is in dit geval gelijk aan Fmaj7. Soms wordt, om bepaalde “lijntjes” in de stemvoering aan te geven, leentjebuur gespeeld bij de continuo-notatie. V4-3 betekent dan een V met kwartvoorhouding.
Sinds enige tijd bestaat ook de praktijk om akkoordkleur te verwerken in de trap-aanduiding; in majeur I ii iii IV V vi vii0 ; hoofdletters voor groot op trap I, IV en V, kleine letters voor klein op trap II, III en VI, en de zevende trap met kleine letters en superscript O (afkomstig uit jazz-codering) voor verminderd. Voegt niet veel toe als je al weet in welke toonsoort je zit. Het maakt de codering onnodig gecompliceerd.

HARMONIE