De studie van narrativiteit is verbonden met Oost-europees formalisme en Europees structuralisme. Beide stromingen benadrukken dat verhalen vertellen normen volgt waarvan de verteller en luisteraar zich niet bewust hoeven te zijn, zoals dat ook (niet) het geval is met grammaticale regels. Narrativiteit en muziek wordt in de literatuur een onderwerp aan het einde van de 20e eeuw, aanvankelijk gericht op instrumentale niet-programmatische muziek zonder tekst. Soms worden bestaande theorieën over narrativiteit gerelateerd aan muziek (McCreless, Tarasti), andere benaderingen vloeien a.h.w. voort uit de muziek-kritiek (Guck, Randall). Een centraal thema is de identificatie van “actors” of “agents” (Cone, Kerman McClary). Een ander thema is “plot”. Analogieën tussen muziek en narrative werpen de vraag op hoe de gebeurtenissen van een compositie kunnen worden beschreven: antropomorf?, historisch gebaseerde “topics”? (Ratner, Agawu, Allenbrook, Hatten). Weer anderen betwisten de bewering dat muziek narratief kan zijn (Kivy). De afwezigheid van: onderwerp en gezegde (Nattiez), reflectie en zelfcommentaar (Kramer), verleden tijd (Abbate). Dit brengt sommigen (Kerman, Maus, Newcomb) ertoe te zeggen dat muziek dichter bij toneel (drama) dan het verhaal staat. Tovey en Rosen zijn van dat laatste een voorbeeld. (OMO).