Als we muziek plaatsen in haar context, erover willen communiceren en willen leren, dan hebben we daarvoor taal nodig. De drie componenten van het trivium doen een beroep op verschillende functies van taal:
- grammatica: adequaat, correct en duidelijk onder woorden brengen
- dialectica: een dialoog voeren om te begrijpen/verstaan, te onderzoeken, te redeneneren/argumenteren
- retorica: de kunst om overtuigend te spreken, “een verhaal hebben” Deze drie staan ten dienste van een algemeen streven: het verwerven van meesterschap.
Het gaat hier niet slechts om vaardigheden, maar om kunsten: het zijn namelijk drie van de zeven artes liberales. De vier andere zijn: astronomie, meetkunde, rekenkunde en… muziek. Deze vier vormen samen het quadrivium. Zie ook Septem Artes Liberales.
In de opleiding tot musicus speelt het begrip virtuositeit vaak een belangrijke rol. Ik pleit ervoor (gelukkig samen met vele anderen) het begrip virtuositeit niet alleen te koppelen aan (technische) beheersing van een instrument, maar aan meesterschap. Het woord virtuositeit gaat letterlijk terug op “virtus”, deugd; het “met virtus” uitvoeren van een handeling.
Van die (klassieke) deugden zijn er vier:
- moed (fortitudo)
- maat (temperantia)
- bezonnenheid (prudentia)
- rechtvaardigheid (justitia)
Ze worden kardinale deugden genoemd; van “cardus”, scharnier: datgene waar het om draait.