Een benadering van toonhoogte als een virtuele ruimte. Vooral bekend door het boek van Fred Lerdahl - Tonal Pitch Space.

Daarnaast wordt het begrip ook gebruikt in Neo-Riemannian theory, waarbij de toonruimte wordt weergeven als een raamwerk van op elkaar betrokken reine kwinten, en grote en kleine tertsen. Dit wordt ook wel een Tonnetz (Duits) genoemd.

Driehoeken vormen een grote of kleine drieklank; akkoordprogressies van drieklanken kunnen worden weergegeven als bewegingen over dit raamwerk.

Op zich is dit niet geheel nieuw; in de negentiende eeuw presenteerde Ellis, Alexander John (1814-1890) zijn Duodenarium (een raamwerk van reine kwinten en grote tertsen) in een Appendix bij zijn vertaling van Helmholtz Die Lehre von den Tonempfindungen. Hij baseerde dat op een schema voor toonsoortverwantschappen afkomstig uit Gottfried Webers Theorie der Tonsetzkunst uit de vroege negentiende eeuw.