Voornamelijk in gebruik bij barokmuziek: alleen de baslijn is gegeven. De bijkomende harmonie wordt door de continuospeler aangevuld. Deze heeft een behoorlijke mate van vrijheid m.b.t. de manier akkoorden “gelegd” worden. Continuo-notatie is een “short hand” notatie.    Een bastoon zonder toevoeging duidt op een laddereigen drieklank op de bastoon (1 3 5). De drieklank is het uitgangspunt. Door middel van Arabische cijfers, mollen, kruisen, streepjes worden de intervalopbouw van de akkoorden en eventuele “lijntjes” in de  stemvoering  aangegeven.  - Een bastoon zonder aanvullend teken betekent (1 3 5).  - Alleen een 6 betekent (in principe) (1 3 6)  - Alleen een 4 betekent (in principe) (1 4 5); lijkt op sus4 uit de jazz-harmonie  - Alleen een 7 betekent (in principe) (1 3 5 7)  - 4-3 laat de kwart boven de bas dalen naar een terts  - 6-5 laat de sext boven de bas dalen naar een kwint  - 7-6 laat de septiem boven de bastoon dalen naar een sext  - 9-8 laat de none boven de bastoon dalen naar een octaaf  - 2-3 laat de bastoon (!) dalen zodat er een terts ontstaat    De achterliggende denkwijze is dus: akkoorden bouwen op een bastoon en deze correct verbinden met inbegrip van gewenste stemvoeringsaspecten zoals de genoemde “lijntjes”.    Continuo-notatie staat in de geschiedenis aanvankelijk los van het onderscheid tussen bastoon en grondtoon, grondligging en omkering (!).

Zie ook: HARMONIE

Voorbeeld uit OMO:

.