Ook binnen de jazz wordt veel over modi gesproken in de context van het onderwerp scales & chords, maar dan ingebed in majeur-/mineurtonaliteit. Een trap binnen een toonsoort bijvoorbeeld V7 in Es majeur geeft het akkoord Bb7. Vul ik die tonen aan tot een ladder die loopt van Bb tot Bb, dan ontstaat er een patroon dat je mixolydisch kunt noemen. Het is een patroon gerelateerd aan de dominant (V) van de toonsoort. Deze modale patronen kunnen dienen als een mentale kapstok bij het figureren, variëren en improviseren op basis van een harmonisch schema. Redenerend vanuit een majeurtoonladder ontstaan dan de volgende patronen:
- I: jonisch (= majeur)
- II: dorisch
- III: frygisch
- IV: lydisch
- V: mixolydisch
- VI: aeolisch
- VII: lokrisch (Door Glareanus hyperaeolisch genoemd in Dodecachordon (1547))